Nadat we de hoofdstad Ulaanbaatar achter ons lieten ging de reis verder naar het westen. Eerst over asfalt en daarna over gravel. Via de zuidelijke snelweg willen we Ulaanbaishint zien te bereiken om daar de grens over te gaan naar Rusland. Voor we er zijn hebben we nog heel wat kilometers te gaan over deze aangename snelweg.
Het midden van Mongolië kent geen wegen. Op de kaart staat dit als snelweg aangegeven maar in plaats van asfalt ligt er een grasvlakte voor ons zo groot als Nederland. Iedereen kiest hier zijn eigen weg opzoek naar een stukje vlakke ondergrond. Door de vrachtwagens slijten de paden en ontstaan er diepe kuilen en grote zandhobbels. Ook zijn er geen borden en kronkelt alles door elkaar. Voor je het weet buigt het pad af en rijd je de verkeerde kant op. Navigatie is hier echt een must. Regelmatig moeten we van het pad af om een paar kilometer verderop weer het volgende pad te volgen. Door de uitgestrektheid en het gebrek aan herkenningspunten weet je absoluut niet waar je bent. Gelukkig wijst de Garmin ons de goede kant op.
Na een paar dagen wennen we aan de condities en krijgen we meer vertrouwen. Ook zijn we het zat om braaf dertig te rijden. Dus voeren we de snelheid op de vlakkere stukken op. We halen snelheden tussen de tachtig en honderd kilometer per uur. Met enorme stofwolken vliegen we door het land. De handen wat strakker om het stuur geklampt en enigszins gespannen en gefocust letten we op het gras. Achter elke graspol schuilt een kuil. Soms duurt het vijf minuten en soms rijden we een half uur maar regelmatig moeten we in de ankers en gooien we het stuur om.