We zijn in de buurt van Ferhazah. Het gruizige landschap heeft plaatsgemaakt voor zandduinen. Het ziet er werkelijk prachtig uit. Hier en daar zien we een kudde dromedarissen lopen en sommige dorpjes staan vol met palmbomen langs een riviertje. Het lijkt net een oase.
Na bijna vast te hebben gestaan in het mulle zand zetten onze tent op langs de rand waar de zandduinen beginnen. Het is nog stikheet, ook in de schaduw van de tent. We relaxen wat en wachten tot de zon bijna ondergaat. Dan gaan we de duinen in richting een hoge heuvel waar we uitzicht hebben over de woestijn. De ondergaande zon tovert het landschap om in prachtige kleuren. We leggen een kleedje neer en kijken toe hoe de omgeving langzaam verandert. Om ons heen horen we niets. Geen verkeer, geen mensen, geen wind… helemaal niets. Dit is genieten.
De sterren komen tevoorschijn en ook de Melkweg is goed zichtbaar. We liggen knus naast elkaar op ons kleedje naar de sterren te staren als we opeens geknisper en gekraak, vlak bij ons hoofd horen. We schrikken op en schijnen met ons zaklampje om ons heen. Nog geen halve meter van ons kleedje loopt een zandkleurig beest met een lijf van zo’n 10 centimeter lang. Het lijkt op een hele grote mier. Het beest zit achter mestkevers aan. Zodra hij er een te pakken heeft, bijt hij het schild al krakend doormidden.
Ik peins hem enorm, bang dat we op veel meer van dit soort mieren liggen. Harm is gefascineerd door het beest, maar ik pak snel onze spullen, en we lopen terug naar de auto. Romantisch sterren kijken in de woestijn is toch niet zo’n goed idee. Gelukkig slapen we in een daktent, veilig hoog boven de grond.