Als we ’s ochtends opstaan regent het nog steeds. Via het grindpad rijden we terug de hoofdroute op richting Novosibirsk. Al snel zitten we achter een vrachtwagen die met max zestig niet echt opschiet. Na vele bochten lukt het eindelijk de vrachtwagen in te halen om meteen weer achter de volgende vast te zitten. En de volgende, de volgende en weer een volgende. Daarnaast rijden we in een eindeloze tunnel van bomen met een dak van grauwe wolken waaruit onafgebroken regen naar beneden klettert.
Met een slakkengang rijden we van vrachtwagen naar vrachtwagen terwijl de ruitenwissers in onze oren knarsen. We hebben vandaag niets op het programma staan. Alleen maar rijden, wisselen, en verder rijden. Totdat de dag voorbij is en we via een pad met diepe blubber op een plekje tussen de bosjes de auto parkeren en de zon even doorbreekt. Met hernieuwde energie en wat doorgedraaid van verveling zetten we de tent op, eten we wat en besluiten een avondwandelingetje te maken voordat we naar bed gaan.
Een gebulder komt op ons af. Uit het zicht achter de bomen gaat een grote machine schuil. We lopen in de richting van het geluid en na vijf minuten staan we op een grote vuilstortplaats. Waste Management op zijn best. Vrachtladingen vol afval worden van een stadje verderop de natuur in gereden, op de grond gedumpt en aangestoken. De verbrande resten worden bij elkaar geschoven om voor eeuwig te blijven rotten.
Er wordt net weer een nieuwe lading afgefikt en grote vieze wolken komen onze kant op. Het is bijna donker maar blijven is geen optie. We pakken snel onze tent weer in en scheuren door de diepe blubber naar de hoofdweg, links af en weg. Even verderop zetten we de auto van de weg in het bos. Het is niet de mooiste plek maar we moeten het er mee doen. Een slok wodka als slaapmuts verzacht de pijn en brengt ons naar dromenland.